Ach, ach, hoe zwaar is mijn gemoed,
nu lijf en brein niet meer zo goed,
ik vraag me af wat mij nog leven doet
nu ik me keer op keer vergis,
herhaald geheugenstukjes mis:
ach, ach, hoe zwaar is mijn gemoed!
Men deelt alvast mijn erfenis,
helaas zie ik juist dat heel goed,
ik vraag me af wat mij nog leven doet.
De straat voelt als een hindernis,
herken geen mens, zie vaag een groet,
Ach, ach, hoe zwaar is mijn gemoed
terwijl ik klungel met mijn scoot,
daarbij steeds hulp inroepen moet,
ik vraag me af wat mij nog leven doet.
Komt na dit zuur nog ooit wel zoet,
vraag ik de duif die t’rug roekoet.
Ach, ach, hoe zwaar is mijn gemoed,
ik vraag me af wat mij nog leven doet.