Kou is verdreven, de warmte rukt op.
Resten sneeuw houden dapper in tuin en perk stand
langs de kletsnatte straten, die plassen en glimmen,
hun randen beblubberd roetzwart.
Diepe sporen van honden in sneeuw op het gras,
stille sloten met roomzacht wit ijs
en het roodwitte lint speelt hier vrolijk met wind,
in het groeiende wak zwemmen eenden weer vrij.
Wollig naakt zonder sjaal staat een sneeuwpop
te smelten, zijn neus op de grond
ligt er zieligjes bij,
daarnaast viert een merel
de lente die komt. Zo ontwaakt de natuur,
en gaat winter voorbij.